Albrecht, J.H.
VIAF ID: 290626874 ( Personal )
Permalink: http://viaf.org/viaf/290626874
Preferred Forms
-
- 100 1 _ ‡a Albrecht, J.H.
Works
Title | Sources |
---|---|
De afval en de teregtbrenging : leerrede over Hebr. VI:4-6 | |
Het ambt, het werk en de inwoning des Geestes in zijnen tempel : leerrede over 1. Kor: III. 16 | |
Broederlijke aanmerkingen op den Herderlijken brief, van al de leeraars der Hervormde Gemeente te Amsterdam : aan de uitverkorenen hier en elders | |
Christus, een vloek geworden, voor vervloekten : leerrede over Marc: XV. 20, 21 | |
Elias de Thisbiter; beschouwd in zijne inwendige en uitwendige gedaante als gezant van God, bij de optreding voor den koning Achab | |
Ellende en verlossing, of Den in Christus geregtvaardigden en geheiligden christen, beschouwd, ook in zichzelven, in eene leerrede over Rom: VII, 14 | |
fontein des levens | |
De gelukzalige staat, der door Gods Geest verzegelde Christenen : eene bemoedigende beschouwing bij de verwisseling des jaars : leerrede over Zach: IX.15 | |
God geopenbaard in het vleesch, of Immanuëls geboortefeest : leerrede over Luk. II:1-14 | |
Gods regtvaardigheid, betoond in het straffen der zonde aan Zijnen eeniggeboren Zoon | |
Gods slaande, doch heilbewerkende hand : zigtbaar in het huis der godvruchtige weduw te Zarfath; leerrede over 1 Kon : XVII : 17-24 | |
Gods vrije genade, betoond in het zaligen van rampzalige zondaren, als een uitvloeisel van Zijne eeuwige verkiezing : leerrede over Joh: XV. 16 | |
Gods wonderbare leiding en verlossing : betoond in de duistere omstandigheden van Elias, bij het uitdroogen der beek Crith; leerrede over 1 Kon : XVII: 7-16 | |
groote ruiling | |
De groote verzoendag der christenen, of het hoogepriesterlijke offerwerk van Jezus Christus | |
De heerlijkheid der gemeente van Christus : leerrede over psalm XLV: 14-16 | |
heilrijke boodschap | |
Het hemelsche gezantschap op Thabor : leerrede over Matth: XVII. 3,4 | |
De hemelvaart van Jezus Christus, als plaatsbekleedend voor zijn volk : beschouwd in eene leerrede over Luk: XXIV. 50-52 en Hand: I. 9-12 | |
Den in ootmoed biddende Elias op Karmel : en de zegenrijke, goddelijke verhooring op zijn gebed; beschouwd in eene leerrede over 1 Kon : XVIII : 41-46 | |
De koning der dochter Sions in zijne versmading, of de beschimpte Jezus hare eere : beschouwd in eene leerrede over Matth: XXVII. 27-30 | |
Kort en eenvoudig, doch schriftmatig betoog der waarheid van Gods eeuwige verkiezing omtrent rampzalige zondaars ten eeuwigen leven; en aanwijzing, dat de ware Luterschen en Gereformeerden daarin overeenstemmen | |
De kruisweg des regtvaardigen, of Het gastmaal van Herodes : leerrede over Marc. VI: 21-31 | |
Lam Gods | |
Het Lam Gods, of den man van smarten, Jezus Christus, in zijn borgtogtelijk lijden beschouwd voor de Joodsche regtbank : leerrede over Marc: XIV. 65 | |
De legerordening van het geestelijke Juda, met deszelfs banier, heerleger, rigting en overste : beschouwd in eene leerrede over Num: II. 3. | |
Leven en dood : eene schrede. Leerrede over 1 sam. XX: 3b. uitgesproken bij het naderen van den engel der verwoesting, of de cholera. | |
De lijdende Immanuël, of De door zijn borgtogtelijk leven, lijden en sterven geheiligde Christus : eene nuttige en troostrijke beschouwing des Christen, onder de verkondiging der lijdensgeschiedenis : leerrede over Hebr. vol. 9 | |
De met het zwaard des Geestes gewapende en triomferende Christen, in het strijdperk met het rijk der duisternis, of Stefanus en de rots zijns heils : leerrede over Handel. der Apost. VII, 55-60 | |
nieuwe schepsel | |
Noodzakelijke en heilrijke zelfbeproeving | |
De onbeschrijfelijke zondaarsliefde van Jezus tot zijne bruid : leerrede over het Hoogl: Sal: VIII. 6, 7 | |
De ontmoedigde en vlugtende profeet des Heeren : of Den man Gods in den oven der beproeving beschouwd; leerrede over 1 Kon : XIX, 1-4 | |
Oproeping, tot eene algemeene boetvaardige verootmoediging voor God en een wederkeering tot Hem, die ons slaat : eene zoowel zeer leerrijke, als bemoedigende leerrede, voor den Christen, in onzen tijd van duisternis en van oordeelen Gods, over 1 Pet. V:5,6 | |
Paaschtriumf des christens, bij de beschouwing der zegepralende opstanding van Jezus : leerrede over Rom: VIII. 34 : uitgesproken den tweeden Paaschdag 1827 | |
Paulus, geen man naar den geest van onzen tijd : leerrede over Gal: I. 8, 9. uitgesproken te Bremen, den 19 Julij | |
Reize en weg, der weltoegeruste pelgrimmen Gods : leerrede over Jez: XLIII. 1-3a | |
De roem der christenen, in de geloovige beschouwing der kruisiging van Jezus Christus : eene leerrede over Johs. XIX: 18 | |
Simson's raadsel, opgelost in het plaatsbekleedend, verzoenend lijden en sterven van Jezus : leerrede over Rigt: XIV. 12-24a | |
Het speenmaal van Izak, of De wasdom van het kindeken : leerrede over Gen. XXI: 8 : troostrijke beschouwing bij de verwisseling des jaars | |
tortelduif | |
De uitlokkende toespraak des Heeren, tot zijne duif in de klove der steenrotse : leerrede over het Hoogl: Sal: II. 14 | |
De van God verlatene borg, of Het ondoorgrondelijk, borgtogtelijk lijden van Jezus aan het kruis : leerrede over Matth: XXVII. 45, 46 | |
De verheerlijking van Christus, bij de verschijning van Mozes en Elias op Tabor : leerrede over Matth. 17 : 1-2 | |
Het verloren paradijs, of Korte beantwoordingen en teregtwijzingen der voornaamste tegenwerpingen en verontschuldigingen, welke gewoonlijk tegen het ware christendom gemaakt worden | |
De vreesverwekkende, doch heilbewerkende ontmoeting van Elias en Obadja : leerrede over I Kon: XVIII. 1-16 | |
Het vrijgeleide des christens, bedongen door het almagtige bevel, van den lijdenden Immanuel! en zijne vrijwillige overgeving als borg, voor zijn uitverkoren volk : leerrede over Joh: XVIII. 4-9 | |
De wandelingen Israels, uit Egypte, door de woestijn, naar Kanaän : beschouwd in betrekking der uit- en inwendige geestelijke leidingen der geloovigen : toegelicht in opeenvolgende vroeg-predikatien : leerrede over Num: XXXIII. 1-5 | |
De ware karaktertrekken der kinderen Gods, of de kenteekenen van den waren staat der genade : leerrede over 2 Cor: XIII. 5 | |
De wonderbare ondertrouw des Heeren, met den uitverkoren zondaar, of de verbondmaking met Zijn volk : leerrede over Hosea II. 18, 19 | |
wonderlijke belijdenis | |
De worsteling van den aartsvader Jakob en zijne zegepraal : leerreden over Gen: XXXII. 24-31 | |
De zichzelve miskende en zoekende Sulammith : leerrede over het Hoogl: Sal: I. 7, 8 | |
De zwijgende, krachtig sprekende, toch ter dood veroordeelde Jezus, staande als borg, voor den Joodschen regtbank : leerrede over Matth: 26, 62-66 |